Nieuwsbrief
Wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten, concerten en sessies? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief.
Aanmelden
Inleverdatum kopij nummer 4:
15 november 2010
Cover illustratie:
Stephane Grappelli met Oscar Peterson,
foto uit biografie G. Smith (coll. Georg Lankester)
Geachte donateurs,
we zijn er trots op, dat het ons is gelukt de vorige Quintette voor Samois bij u op
de mat te hebben gekregen. Samois is echter alweer voorbij, in de volgende
Quintette leest u waarom deze Samois me wat moeite heeft gekost. Tijdens het
Samois festival kreeg ik een driedubbel cd in handen van onze donatrice Sylvia
Rushbrook, welke zij live had laten opnemen in de QuecumBar, tijdens haar
Django 100 jaar festival half januari. Een aanrader. Verderop meer. Ook Petit
Samois is weer geweest. Het was jammer, dat oprichter Cor Jonker verstek
moest laten gaan. Fijn was het mensen, die op het voor gypsy jazz belangrijkste
podium op het Île du Berceau hadden gestaan hier volop jammend weer aan te
treffen. Dank Rino van Hooijdonk en Bram van Es. Zelfs die Amerikaan, die in
Samois stiekem schildpad plectrums verkocht van genetisch gemanipuleerde
muis was met entourage present. Het IGGF in het Engelse Gossington is ook
weer achter de rug. Onze eigen Paulus Schäfer gypsyband scoorde er
buitengewoon hoge ogen, Christiaan van Hemert zocht er naar nieuwe kandidaten
voor de Rosenberg Academy en initiatiefnemer en oprichter Stuart Carter Smith
kon trots op zijn alweer 10e aflevering terugkijken. Ik heb Colin Cosimini ook
financiëel kunnen bedanken voor het via ons beschikbaar stellen van zijn gypsy
jazz studieboeken. Het zijn juweeltjes, met een slordige 50 nummers per boek
en gelardeerd met prachtige foto’s van Samois in Babik’s tijd en de diverse
muzikanten, die er voorkwamen. Er zijn er nog een paar, verkrijgbaar bij John
Desmares. Richard Halmans was present als coach voor Paulus. Richard heeft
zich zelfstandig gemaakt van Sinti Music en voert nu het label Moncq: Moncq /
Moncq Records, www.moncq.com en www.moncqrecords.com.
Via newsletter@moncq.nl kunt u zich aanmelden voor zijn nieuwsbrief. We wensen
hem succes. Inmiddels is ook het masterclass weekend van Tim Kliphuis en
Reinier Voet in Rotterdam verleden tijd. We hopen, dat de leergierigen onder u
er wat hebben opgestoken. Wellicht maken de twee er een jaarlijks verschijnsel
van. Ze houden u op de hoogte via hun sites. Over nieuwsbrief gesproken. wij
hebben er ook een. Helaas is daar de laatste maanden een Russische plaag
aan aanmeldingen op neergestreken, wat me enig uitzoek werk gaat kosten
voor ik er weer een kan sturen. Voor diegenen onder u, die daarin geïnteresseerd
zijn: onze site heeft vanaf januari een slordige 80.000 hits gehaald. We voldoen
dus aan een aantal verwachtingen en behoeften. Onze agenda (evenementen)
is het meest bezocht. Wel is het soms een heel gezoek om agendapunten van
diverse bands van hun site af te snoepen en er bij ons op te zetten. Zodoende
zijn we niet altijd zo actueel als we zouden willen. Hierbij roep ik de betreffenden
dan ook op om zelf in onze agenda voor updates te zorgen. Ons internetadres
is vereenvoudigd: www.hcdf.nl. De ingevoerde agendapunten worden dan door
ons gescreend op accuratesse en vervolgens vrijgegeven voor publicatie, waarmee
ze in onze agenda zijn opgenomen. Onze najaarsreünie hebben we een bijzonder
tintje geven, om iets te doen aan het Django 100 jaar gevoel. Bijgevoegd in deze
Quintette vindt u de uitnodiging voor de reünie.
Verder gaat het goed met de stichting. John heeft inmiddels het archief
overgenomen en na opstelling bij hem thuis wordt dit gedurende een aantal uren
per week voor u opengesteld. We komen er nog op terug. En dankzij u, onze
enthousiaste donateurs, houden ook wij de moed er in.
Veel leesplezier,
Menno v.d. Reijden
Höfner western gitaar. Bouwjaar 1972
Prijs: € 175,00
Zonneschermen met afbeelding van Django Reinhardt. Twee uitvoeringen.
Prijs: € 15,00 per set van twee.
Gitaarstudie boeken van Colin Cosimini. Deel 1, 3 en 4.
Prijs: € 10,00 p/st. Alle 3 voor € 25,00
Dubbel dvd’s van de reunie’s:
3 Nov. 2007 met Sonnekai en het Lollo Meier Quartet.
25 Okt. 2008 met Swinc, Robin Nolan Trio en het Nomy Rosenberg Trio.
Prijs: € 15,00 p/st
1 ste Dag briefkaart, met postzegels en stempels van Django Reinhardt. Frankrijk 1993
78 toeren platen van Django Reinhardt
Bands of groepen die in aanmerking willen komen voor de rubriek: ‘In the spotlight…’
Gelieve zich op te geven bij John Desmares.
John Desmares
john.desmares@onsmail.nl
Een aantal jaren geleden heb ik hem opgezocht in Londen. Degenen die mijn
boek over de Swing Musette kennen, hebben in mijn hierover al iets kunnen
lezen. Deze bescheiden muzikant kan bogen op een fraaie carrière zoals
hieronder duidelijk zal worden. Maar eerst over de reden van mijn bezoek. Mijn
interesse om hem te zien, als Django-liefhebber, is snel verklaard:
Bij de hereniging van Django met Grappelli in 1946, dus kort na de oorlog,
maakten de twee stersolisten in Londen een aantal plaatopnamen met niet-
Franse begeleiders. Coleridge was gevraagd mee te doen als bassist bij die
sessies en ik wilde hem over deze historische periode diverse vragen stellen.
Naast zijn ervaringen van toen kreeg ik bovendien iets te horen over andere jazzmusici
met wie hij heeft gespeeld. Hieronder volgt zijn levensloop met ‘highlights’:
Coleridge, die net ná het uitbreken van de eerste wereldoorlog op Jamaica werd geboren, kwam in 1934 met zijn ouders naar Engeland. Hij was toen 19 jaar oud en het was voor hem erg wennen aan een ander land met andere gebruiken. Hij ging na korte tijd naar Schotland om een ingenieursopleiding te volgen aan de faculteit van Glasgow. Maar de jonge student had ook al enige ervaring met muziek opgedaan. Zijn vader was nog op Jamaica viool gaan spelen, terwijl zijn moeder daar koren leidde. Coleridge was een gedisciplineerd man, studeerde
serieus en sportte naast zijn studie. En ook de muziek trok hem aan. Hij begon
viool te spelen en luisterde eerst naar klassieke muziek. Na enige tijd kocht hij
een grammofoon, maar ook platen van nieuwe muziekvormen die uit de Verenigde
Staten afkomstig waren. Zo werd zijn klassieke verzameling aangevuld met
jazzopnamen van Duke Ellington, Count Basie en spirituals die hem boeiden.
Hij bewonderde het gitaarspel van Teddy Bunn, maar ook dat van saxofonist
Louis Jordan.
Toen begon hij zich te verdiepen in de baslijnen in die muziek (hij had overigens
ook altijd al bewondering gehad voor Bach’s melodische lijnen). Nu luisterde
hij aandachtig naar Walter Page, bassist bij Basie. En hij begon naast viool,
bas te spelen, vele uren per dag oefenend. Coleridge bezocht daarna regelmatig
‘the Green’s Playhouse’ tot het moment kwam dat hij definitief besloot
beroepsmuzikant te worden.
Hij ontmoette Bob Smith, een goede rietblazer die hem hielp met lessen en
boeken; verder bleef hij de ‘Playhouse’ bezoeken en hoorde daar veel goede
musici die hij ook kon begeleiden. Coleridge speelde anders dan de meeste
bassisten o.a. door diverse stukken te strijken.
Noot: dit is ook te horen in de opnamen uit ‘46 met het Hot Club kwintet van die
dagen.
Na zeven jaar in Glasgow te hebben doorgebracht wilde Goode naar Londen om
daar te trachten te spelen. Dat zou echter nog even duren. Hij trof het niet, want
de oorlog zorgde daar voor onrust en gevaarlijke situaties door de vele
bombardementen van de Duitsers. Een bevriende muzikant vond er zelfs de
dood door.
Uiteindelijk reisde hij begin ‘42 naar de Britse hoofdstad en kwam bij pianist
Dick Katz te spelen in een nieuwe club waar hij o.a. de Belgische trompettist
Johnny Claes en saxofonist Bertie King ontmoette.
De formatie droeg de naam ‘The Cleapigeons’ (‘de Kleiduiven’) en telde enkele
musici die probeerden de dienstplicht te ontlopen. En net als drummer Carlo
Krahmer reisde Coleridge vaak met zijn bas per metro, de veiligste manier om je
te verplaatsen.
Na de ‘Panama Club’ met beschaafd publiek, volgt ’The Slip’ waar gangsterachtige
types kwamen en daarna waren er optredens in de luxe zalen van ‘The
Embassy’ in de dure Bond street, druk bezocht omdat steeds meer autoriteiten
in Londen zaten.
In die periode reisde hij soms ook om voor de Navy op te treden; tevens begeleidde
hij vocaliste Julie Dawn, een zangeres die in diverse talen zong. Dan verhuist hij
naar Hampstead en komt in een woning terecht van een Oostenrijkse dame die
bevriend is met een Hongaarse. Coleridge leert laatstgenoemde vrouw kennen
en er bloeit iets tussen hen op. Zes maanden later trouwt hij in het gemeenthuis
van Hampstead met Gertrude Selmeczi.
Eind ‘44 richt een trompettist uit Jamaica een orkestje op en onze bassist
besluit er zich bij aan te sluiten. Het bekende blad ‘Melody Maker’ beschrijft
deze formatie als enthousiast als een sensationeel, geheel nieuw soort
dansorkest. Toch zou hij er maar kort bij blijven.
Coleridge kwam in de ‘Caribbean Club’ op verzoek van zijn vriend Lauderic. Zo
ontstond het trio met zijn vroegere collega’s Dick Katz (piano) en Lauderic Caton
(gitaar). Hij had het in deze bezetting, die drie jaar zou bestaan, erg naar zijn
zin. Lauderic, zo vertelde Coleridge, speelde in de trant van Charles Christian,
terwijl Katz een sterke ritme-man was. NB De eigenaar van de ‘Caribbean Club’
Rudy Evans zorgde voor een huis in Notting Hill, waar het echtpaar Goode
introk, en waar ik beiden in 2004 heb ontmoet.
Na de oorlog speelde de bassist af en toe met Stéphane Grappelli en pianist
George Shearing bij BBC uitzendingen. Er was dus al muzikaal contact met de
violist die vóór de oorlog zo beroemd was geworden bij het ‘Hot Club’ kwintet
met Django.
Op een avond begin ‘46, tijdens een optreden in de ‘Caribbean’ kwam er een
vreemd uitgedoste man met grote kaplaarzen luisteren. Het bleek Django te
zijn. Hij kreeg Lauderic’s gitaar, een geheel ander instrument dan hij gewend
was en die op een versterker was aangesloten. Desondanks brengt Django
daarop formidabele soli en enorm swingende ritme-akkoorden die iedereen
verbazen. Coleridge was er ook diep van onder de indruk.
Kennelijk viel het basspel van Coleridge in goede aarde, want kort daarop wordt hij gevraagd om de twee vedetten, Stéphane en Django, te begeleiden in opnamen voor twee Engelse platenmaatschappijen.
Het zijn de alom bekende opnamen waaronder het Franse volkslied in swing
gebracht als ‘Echoes of France’. Dat was in januari 1946. Op diverse nummers
wordt door Coleridge met gestreken bas gespeeld, iets dat Django zeer beviel.
Volgens de bassist, die -zoals hij mij vertelde- bevriend raakte met Django en
hem thuis ontving, vroeg de gitarist hem om mee te gaan naar Amerika. Duke
Ellington had Django net gevraagd voor concerten in een aantal staten. Coleridge
sloeg dit aanbod om verschillende redenen echter af.
Na dit historische gebeuren werkte Coleridge tot het najaar van ‘47 nog in de
‘Caribbean club’. Daarna trad hij in diverse andere Londense clubs op en vrij
geregeld met drummer Carlo Krahmer op zondag-sessies bij de ‘Feldman Club’
in Oxford street.
Toch hield de bassist er ook van thuis te zijn en te blijven sporten. Hij had
bovendien in de gaten dat er binnen zijn muziekwereldje een drugsprobleem
was en wilde elk contact daarmee vermijden. Zijn interesse in de Bebop werd
gewekt door Charlie Parker en geleidelijk begon hij ook moderner te spelen.
Dan ontstaat er in zijn contacten een groep die weer naar Grappelli leidt, want
de violist was toen zeer actief in Engeland. Zo belandde Coleridge in een
combinatie van Stéphane waarin ook drummer Ray Ellington zat. Het was zeer
plezierig musiceren en er werd ook een filmpje van gemaakt. De Grappelli formule
leidde weer tot een Bebop kwartet dat vrij lang bijeen zou blijven, het Ray Ellington
kwartet. De spelers werden goed betaald en toerden vaak rond, in de betere
hotels verblijvend. Nadat later gitarist Lauderic de groep verliet deed Laurie Deniz
zijn intrede met wie Coleridge veel samenreisde. In ‘49 was de groep ook even
in de Hilversumse studio voor opnamen. Begin jaren ‘50 waren ze in Duitsland
en Zweden waar veel buitenoptredens plaatsvonden. De bassist was zeer onder
de indruk van het Scandinavische land en had er eigenlijk wel willen wonen.
Maar na een volledig mislukte trip naar Milaan (verkeerd gepland en zonder
gage) had Coleridge er genoeg van. Hij voegde zich bij het sextet van Tito Burns
dat een druk schema aan optredens had, eerst door heel Engeland, later bij
NATO bases in Duitsland. Hoewel dit Bebop sextet dus succesvol was stopte
Coleridge er midden ‘53 toch mee, omdat hij aan verandering toe was.
Hij werkte enkele jaren met verschillende artiesten, waaronder entertainers en zangeressen, maar startte eind jaren ‘50 met het begeleiden van de bekende pianist Alan Clare (die ook veel met Grappelli optrad). Hij trof daar de Schotse drummer Bobby Orr met wiens stijl hij erg ingenomen was. Gedurende optredens in de ‘Star Club’ waren er ook gastspelers. Zo ook de Jamaicaanse (free jazz)
saxofonist Joe Harriott die toen in een orkest zat.
In maart ‘58 besloot Joe zijn eigen jazzgroep op te richten en hij vroeg Coleridge
en Orr daarin deel te nemen. Het Joe Harriott kwintet was geboren. Onze bassist
zou zeven jaar in deze combinatie blijven!
Tijdens mijn bezoek in 2004 vertelde mijn gastheer dat hij zowel bij Ray Ellington
als bij Joe Harriott zijn beste muzikale jaren had gehad. Naast de talloze ’live’
optredens stammen er uit die periode ook veel platen uit die samenwerking. In
‘65, toen Coleridge het Harriott kwintet had verlaten, speelde hij korte tijd met
de bijzondere saxofonist Ornette Coleman.
Maar belangrijker is wellicht zijn ontmoeting met pianist Michael Garrick. Deze
ondernemende musicus formeerde op dat moment ook een kwintet en vroeg
Coleridge en Joe met het doel met die nieuwe formatie opnamen te gaan maken.
Dat gebeurde inderdaad en er werden dan ook heel wat Decca-platen van dit
kwintet uitgebracht.
Midden zestiger jaren viel het kwintet toch uiteen, maar aangevuld met enkele
invallers werd in ‘67 nog één keer een sessie met Joe en Coleridge opgenomen,
als een echt slot.
Langzamerhand veranderde de jazzmuziek waarin Coleridge thuis was in Indojazz
Fusion en zelfs koormuziek waarbij composities van Michael zelfs tot in St
Paul ten gehore werden gebracht.
Na enige tijd in het chique hotel ‘The Dorchester’ te hebben gespeeld, ging de
bassist naar een ander bekend hotel, te weten ’The Churchill’ waar hij 6 avonden
per week optrad met het huiskwartet tegen ruime vergoeding. Men speelde er
van alles, zelfs oriëntaalse stukken voor bij een Japans diner, maar ook
jazznummers.
De eigenaar van het gebouw waarin dit hotel was gevestigd was bevriend met de
toenmalige premier Harold Wilson. Bij diens aftreden speelde het huisorkest op
de receptie en maakte de premier een praatje met de muzikanten.
De laatste periode in zijn muziekleven trad hij nog vrij regelmatig op met een trio
met Iggy Quail (piano) en Laurie Morgan (drums). Maar na een aantal jaren ging
hij het geleidelijk rustiger aan doen om ook meer tijd te hebben voor zijn vrouw
en voor zichzelf.
Coleridge leeft de laatste jaren nog steeds met zijn vrouw in Notting Hill en
speelt soms op zondagen in een lokale jazzclub. Hij heeft, zoals ik zelf heb
kunnen zien, nooit afstand van zijn twee bassen kunnen doen (één ervan dateert
van de sessies met Django en Stéphane).
Aldus de levensloop van deze sympathieke jazzmuzikant die mij bij m’n bezoek
naast even bas te spelen ook verraste met een door hem gesigneerd boekje.
Georg Lankester
Verslag van een multicultureel evenement door Wiebrand Bouwkamp
Op zaterdag 29- en zondag 30 mei 2010 was er een extra groot festival
georganiseerd omdat Django Reinhardt 100 jaar geleden was geboren. Ik ben
reeds twee keer naar dit festival geweest en dit keer moest en zou ik er heen
vanwege een aantal Europese topgitaristen die deze keer acte de precense
zouden geven.
Met mijn vrouw en mijn beste vriend zijn we vroeg in de ochtend uit Friesland
naar Tilburg afgereisd omdat het festival al om 14.00 uur begon.
De lijst van topgitaristen was indrukwekkend. Als absolute topper zou Jimmy
Rosenberg op gaan treden. Hij wordt beschoud als de allerbeste Django vertolker
van deze eeuw. Alleen om deze jongen life te kunnen zien spelen was voor ons
genoeg om naar Tilburg te rijden. Echter, dat Jimmy zou komen was nog niet
definitief zeker, omdat hij mentaal nog behoorlijk in de knoop zit. Reeds op zeer
jonge leeftijd is deze jongen een legende. Op twaalfjarige leeftijd treed hij al op
tijdens het festival in Samois sur Seine en doet hij iedereen versteld staan.
Sommige zigeuners geloofden dat hij wel de reïncarnatie van Django moest zijn
omdat zijn techniek vrijwel hetzelfde was. In een documentaire over de Gipsyjazz
uit 1990 wordt hij geïnterviewd en zien we hem optreden met oude mannen. Aan
het eind van dit optreden is het publiek door het dolle heen en zien we de oude
muzikanten de kleine jongen over z’n bol aaien. Vanaf dat moment gaan alle
deuren voor hem open en verdiend hij tonnen per jaar. Echter na een aantal
jaren blijkt hij niet met zijn succes om te kunnen gaan, en om een lang verhaal
kort te maken, is hij mede door gebruik van drugs erg in de problemen gekomen
en heeft hij heel wat jaren in een Belgisch kliniek vertoefd. Als hij na een kort
verblijf in de gevangenis weer vrij man is in 2007, maakt hij zijn comeback en
heeft hij o.a. legendarische optredens gedaan op 5 maart 2007 in Paradiso en
26 juli 2007 in het Bimhuis in Amsterdam.
De optredens en workshops op een rijtje:
14.00 uur: Django Future, podium 1
15.00 uur: Vano Bamberger & band, podium 2
15.00 – 16.00 uur: presentaties en workshops
16.00 uur: De Cauter met Chrisophe Astolfi, podium 1
17.00 uur: Popi Basily en Eric Vaarzon Morel & friends, podium 2. Van Eric heb
ik ooit een jaar les gehad op het Swelinck conservatorium; hij is flamencogitarist.
17.00 – 18.00 uur: workshops en jamsessies
18.00 uur: The Piotto’s met Tchavolo Schmitt, Tcha Limberger en Mozes
Rosenberg (de jonge broer van Stochelo Rosenberg), 1
19.00 uur: Jimmy Rosenberg, Paulus Schäfer, Tim Kliphuis & friends, podium 2
20.00 – 21.30 uur: Basily Gipsy Band & Dorado Schmitt, podium 1
Ik zal mij beperken tot het beschrijven van een paar optredens want naast de muziek was er een indrukwekkende fototentoonstelling over de Roma zigeuners en een interessant kunstenaarsproject genaamd Show your hope. later meer.
Het was Koen de Cauter met zijn band Waso waardoor ik gegrepen werd door deze muziek. Ik zag ze optreden in een jazzcafe in Amsterdam in 1981 en kon mijn oren en ogen niet geloven. Dat iemand zo snel kon soleren als Fapy Lavertin had ik nog nooit gezien. En de komische aankondigen in prachtig Flaams Nederlands door Koen zorgden meteen voor een goede sfeer. Ook nu weer speelde hij de sterren van de hemel op de sopraansax. Ook nu weer wordt elk nummer uitvoerig aangekondigt: “Vergeef ons dat wij met een klassieker beginnen, maar het is nu eenmaal het voorrecht van de oudere generatie, waartoe ik behoor, en bovendien voor mij een groot voordeel ten opzichte van de jeugdige muzikanten waarop ik nu eenmaal een voorsprong heb; ik geef u Manoir de mes Rêves.”
Reeds voor de tweede wereldoorlog beleefde de Gipsy-swing van Django Reinhardt en Stephane Grapelli haar hoogtepunt en de volgende generatie zou dit genre
nog verder vorm gaan geven. Was het zo’n 35 jaar geleden nog een typische aangelegenheid voor zigeuners, tegenwoordig wordt deze muziek over de hele wereld bewonderd en beoefend. Van Canada tot en met Japan en van Australie tot en met Rusland. Vanuit alle werelddelen komen tegenwoordig topgitaristen bij festivals als deze optreden. De Gipsystijl is nog steeds in ontwikkeling. Sommige muziekanten gaan meer de Beebop kant op, terwijl anderen de zigeunerjazz verrijken met ZuidAmerikaanse invloeden, zoals bijvoorbeeld de Australiër Robin Nolan die hier in Nederland woont en een serie goede lesboeken wist te maken voor deze ingewikkelde muziek. En dan hebben we ook nog de Amsterdamse band Hot Club De Frank die de gipsyswing combineert met Klezmer en onvervalste smartlappen. Er zijn varianten naar pop en zelfs hip hop en ook Balkanbrass. Kortom zolangzamerhand wordt het genre letterlijk een wereldmix en zijn de grenzen van deze stijl nog lang niet in zicht. Deze muziekstijl is constant in beweging en is daarom voor muziekanten erg interessant.
Popi Basily heeft een voorkeur voor flamenco getinte zigeunermuziek en is een bewonderaar van één van Nederlands beste flemencogitaristen Eric Vaarzon Morel. Nadat Eric in De wereld draait door samen met Stochelo Rosenberg had opgetreden en zodoende de combinatie zigeunerjazz en flamenco perfect had vertolkt, wordt hij nu ook vaker om met met de zigeunerjazzmuzikanten op te treden. Het werd al snel duidelijk dat zij in Eric hun meerdere hadden gevonden, al was het alleen al maar om de ingewikkelde ritmes die daarmee gemoeid zijn. Zo tel je bijvoorbeeld in een Bolerias tot twaalf met de volgende accenten: een twee DRIE, vier vijf ZES, zeven ACHT, negen tien elf TWAALUF! Gelukkig bleef
hun dat gespaard. Wel speelden ze o.a. Entre dos Aguas van Paco de Lucia, een vertrouwd nummer voor iedereen. Verder speelden ze o.a. nog een mooi nummer van Eric getiteld Eternal, maar hier raakte de pianist een beetje de weg kwijt omdat het nummer werd uitgerekt tot een minuut of vijftien. Na een spetterend optreden van een uur, zette Eric zijn beste beentjes voor waarbij de hele podiumvloer op en neer schudde vanwege het vurige gestamp. Staande ovatie! Later vertelde hij mij dat ze maar een uurtje samen hadden geoefend, zodat toch ook weer blijkt dat de zigeuners echte rasmuzikanten zijn.
Voor Jimmy Rosenberg bleek de druk toch te groot. Ondanks dat hij intens hard had geoefend voor dit optreden na twee jaar stilte, is hij met maagklachten opgenomen in het ziekenhuis, zo wordt ons verteld door de presentratice terwijl iedereen vol verwachting staat te wachten. Waarschijnlijk was hier al rekening mee gehouden en hebben de meesten hiervoor begrip. De presentratice vraagt ons om vooral mailtjes naar hem te sturen en hem beterschap te wensen zodat hij misschien binnenkort toch weer zover komt om op te kunnen treden. Gelukkig worden we getracteerd op een geweldig optreden van de Paulus Schäfer band. Paulus (in het witte shirt op de foto): sologitaar, Tim Kliphuis: viool, de eveneens virtuose gitarist Feigely Prisor: sologitaar (ter vervanging van Jimmy), dan de andere broers Sendelo Schäfer op ritmegitaar en Noa Schäfer op de contrabas. Dit is gipsyjazz ten voeten uit. Deze band speelt superstrak als een geoliede machine. Beide sologitaristen spelen tegelijkerertijd exact dezelfde noten in een razendsnel tempo. De nog jonge contrabassist stuwt de nummers voorwaarts en het publiek deint mee als een inmens grote locomotief. Overigens bezit Feigely een echte Selmer gitaar waarmee bevestigt wordt dat we hier wel met ‘the real thing’ te doen hebben. Geweldige nummers komen voorbij en het uur vliegt om. Het publiek roept luid om een toegift; dat was vandaag nog niet eerder gebeurd! Intussen is het acht uur ‘s avonds en wacht ons alweer een topoptreden; maar nu eerst even iets anders…
Op het festivalterrein was ook een fototentoonstelling te zien van de Zwitserse fotograaf wagen tussen de eveneens sjofele auto’s zien rijden. maar ook zijn we getuige van vrolijke momenten zoals bijvorbeeld een verliefd stelletje of spelende kinderen. Het is duidelijk dat deze mensen ondanks hun veelal armoedige bestaan er toch het beste van proberen te maken. Zij leven vaak volgens eigen wetten en staan volledig naast de gewone maatschappij. In sommige landen worden hun
soms nijpende toestanden volledig genegeerd door de regering en worden ze
aan hun lot overgelaten. Daarintegen zijn de Roma’s een trots volk met een rijke
geschiedenis dus bepalen ze zelf wel hoe ze willen leven. Ives Lereche heeft
deze prachtige foto’s kunnen maken doordat hij herhaaldelijk inwoonde bij
zigeunergezinnen in verschillende landen over een periode van tien jaar. Zodoende
lijken de foto’s gemaakt als door een insider. De foto’s zijn ook niet geposeerd
maar eerder snapshots van het dagelijks leven. Lereche* is al twaalf jaar bezig
met de situatie van de Roma en heeft diverse prijzen gekregen waaronder de
Wereldbank Press Photo-prijs in 1997, de Kodak Europese Panorama Prijs in
1995 en voor zijn boek ‘Rroms’ (over de Roma in Roemenië) de Grand Prix van
Biarritz Festival 2003.
(*bron: www.esf.ch/leresche)
Het was goed dat deze foto’s op dit evenement te zien waren. Zo besef je maar
weer eens dat ons kleine landje nog zo gek niet is.
Naast de vele eet- en drinkgelegeheden, de markstalletjes met zigeunerkleding
en een tweetal stallen met gitaarbouwers was er ook nog een ruimte ingericht
voor een andere expositie. Het is een reizende voorstelling van kunstenaars uit
120 verschillende landen die elk een schilderijtje leveren met het zelfde thema.
Het thema was dus Show Your Hope.
Helemaal achterin op het terrein werden ze tentoongesteld onder een grote gele
tunneltent. Doordat het geel nogal reflecteerde op de schilderijen waren de
oorspronkelijke kleuren moeilijk te beoordelen, maar ach een kniesoor die daar
op let. Ik vroeg wat hiervan de bedoeling was en kreeg het hele verhaal duidelijk
uitgelegd. Ook kon ik stemmen middels een pipklein stembiljetje waarop ik
mijn favoriete schilderij dmv. een nummer kon invullen. Doordat ze als een grote
wand tegen elkaar geplaatst waren was het moeilijk de beelden afzonderlijk te
bekijken. De schilderijtjes hebben allemaal dezelfde maat van 30 x 40 cm. Ik
vond het moeilijk om er slechts een uit te kiezen en koos uiteindelijk een schilderij
van een Afrikaanse kunstenaar zo bleek.
Wat er nu eigenlijk met je stembiljet gedaan werd was me in eerste instantie niet geheel duidelijk. Van het winnende schilderijtje werd als ‘prijs’ het bijpassende verhaal van de kunstenaar verteld door Mr. Martin; want achter elk schilderijtje zit een prachtige anekdote zo bleek.
Mr. Martin neemt je mee op wereldreis langs de verhalen en anekdotes die achter de schilderijen zitten. Foto van www.showyourhope.net
Ook de Piotto’s met daarin vier zonen van de oprichter nl. Jan, Storro, Biske en Vivi Limberger en een zoon van Jan nl. Tcha Limberger gaven van 18.00 – 19.00 uur een fantastisch optreden. Vivi speelde ook in Waso, de band die ik in 1981 voor het eerst had zien optreden. Alsof het nog niet genoeg was (ik kreeg zolangzamerhand toch het gevoel van een overdosis aan gipsyjazz) begon om 20.00 uur het optreden van de Basily Gipsy Band met Dorado Schmitt (uit Frankrijk) en Tchavolo Schmitt uit Duitsland. Wederom zaten er een mannetje of acht op het podium waarbij Dorado in zijn eentje het spits afbeet met een gevoelig zangnummer. Het klonk prachtig en ook zijn gitaarspel was wonderlijk mooi. Echter na drie of vier nummers hield hij het voor gezien, de anderen vragend achterlatend. Desalniettemin was het wederom een optreden waar de vonken vanaf vlogen en werden we voorgesteld aan de jongste kleinzoon van Basily. Een jochie die al vanaf zijn vijfde meespeelt. Zijn naam ben ik vergeten, maar ongetwijfeld zullen we later meer van hem horen.
Plotseling kwam Dorado Schmitt weer op het podium en begon weer mee te spelen…echter geen enkele gitaar voldeed aan zijn wensen en na drie keer van instrument gewisseld te hebben besloot hij de geluidsman te beschuldigen van… sabotage! Het was duidelijk… Dorado had reeds te diep in het glaasje gekeken maar was niet meer van het podium weg te slaan. Eerst ging hij achter een van de jongere gitaristen zitten om ‘instructies’ in te fluisteren tijdens het spelen en even later wilde hij persé een duet in viool spelen met de oude Basily. Onverstoord gingen de mannen verder en zo tegen 22.00 uur kwam er een einde aan deze inspirerende dag. Eind goed al goed.
Foto rechts: Dorado Schmitt blijkt ook een goede zanger te zijn.
Foto onder: De Piotto’s.
1. Vertel wat over jezelf. Ik ben bassist van beroep, al pak ‘m beet 15 jaar, waarvan nu zo’n 10 jaar in de gipsy-jazz. Daarvoor studeerde ik contrabas aan de conservatoria in Enschede en Hilversum.
Ik ben een geboren en getogen Tukker. Speel vanaf mijn 10e jaar in diverse bandjes en na vallen en opstaan is het immer constructiever geworden met als resultaat, de bassist die ik tegenwoordig ben.
2. Wanneer ben je begonnen met bas spelen en waarom? Op mijn 10de jaar ben ik basgitaar gaan spelen om de eenvoudige reden dat ik de slechtste gitarist van drie vriendjes was. We wilden een band en hadden dus nog een bassist nodig i.p.v. drie gitaristen. Dit bassen voelde absoluut niet als een minderwaardig iets ten opzichte van die 2 gitaristen. In tegendeel, ik vond het direct een heerlijk instrument. 10 Jaar daarna, op mijn 20ste ben ik op het conservatorium, onder invloed van de in Twente wereldberoemde Ruud Ouwehand, contrabas gaan spelen. En dat met nog veel meer genoegen dan dat de basgitaar mij al had gegeven…
3. Kom je uit een muzikale familie en wie was je grote voorbeeld? Ik kom absoluut niet uit een muzikale familie, er was zelfs niets artistieks bij mijn ouders te bespeuren. Grappig dat mijn oudere zus ook in de kunsten terecht gekomen is: zij is een succesvol theaterschrijver. Grote voorbeelden heb ik niet en nimmer gehad. Als ik er toch een paar moet noemen op contrabasgebied: Charlie Haden en Garry Peacock.
4. Waar komt de liefde vandaan voor de specifieke gipsy jazz? Ik ben toevallig in de gipsy-jazz gerold en dat was geen liefde op het eerste gezicht, maar dat had wellicht met het niveau van het bandje te maken waar ik destijds bij werd gevraagd. Ik noem geen namen. Gaandeweg kwam ik met steeds betere, interessantere en leukere (voornamelijk) gitaristen te spelen. Via
Reinier Voet en een blauwe maandag met Jimmy Rosenberg en nu onderweg met Robin Nolan en Nomy Rosenberg is die liefde gestaag gegroeid zult u begrijpen.
5. Vertel wat over je bas en welk type versterker en piëzo gebruik je? Ik heb een 100 jaar oude Duitse bas. Ik gebruik nog steeds mijn allereerste piëzo element. Dat bevalt prima, maar ik heb geen idee wat voor merk het is. Onlangs heb ik een Markbass versterker aangeschaft. Een kleintje met twee 6 inch speakers. Zeer handig qua vervoer (licht) want ik rijd geen auto, nee ik heb zelfs geen rijbewijs.
6. Wat was je leukste ervaring tijdens een van je optredens? Mijn leukste ervaring op het podium? Nou, mijn aller vervelendste ervaring is dat ik eens ongelofelijk in mijn broek heb gepist terwijl ik op een podium stond te bassen. Ik kon het met geen mogelijkheid meer inhouden en zag ook geen kans zomaar mijn bas weg te leggen. Ik viel in bij een of andere band en het is gelukkig zeer lang geleden. Mooie ervaringen waren de paar concerten die ik met Jimmy Rosenberg heb mogen doen.
7. Met wie zou je, als ultieme wens, nog eens samen willen spelen? Keith Jarrett, dat is de mooiste jazzmuzikant sinds jaren wat mij betreft.
8. Waar kunnen ze je ‘s nachts voor wakker maken? Daar heb ik nog nooit over nagedacht. Ik denk toch een Arabische harem of zoiets dergelijks.
9. Bespeel je nog andere instrumenten? Ik speel ook drums.
10. Wat zijn je toekomstplannen? Veel mooie muziek blijven maken en mijn horizon verbreden met nieuwe muziek en nieuwe muzikanten. Reizen. Gelukkig zijn. Gezond en geïnteresseerd blijven.
In 2010 geen Samois, zo hadden Mady en ik (met heel veel moeite) al in 2009
besloten vooral gezien de te verwachten extreme drukte. Fred Soutendijk had
ons vorig jaar op een heerlijk terras in Melun enthousiast verteld over zijn
ervaringen in St-Ouen het weekend voorafgaand aan Samois. Om toch de Franse
sfeer te proeven omlijst met die fantastische aan Django gerelateerde muziek
boekten we het dichtstbijzijnde hotel, een Etap gelegen aan de Périphérique.
Om in de stemming te komen ben ik via Google Maps Streetview een kijkje
gaan nemen in de wijk. Een afschuwelijke wijk bezaaid met door graffity-artists
beschilderde rolluiken en armoedige huisjes. Bovendien lag het hotel wel heel
dicht bij die veel te drukke rondweg van Parijs! Het op internet gevonden programma
daarentegen gaf heel wat interessante info zodat we toch vol optimisme naar
Parijs togen op 18 juni. Vanaf Haarlem zo’n 6 uurtjes rijden. Het weer was die
dag nog wel lekker maar de verwachting was helaas niet best. Daarom hadden
we toch maar wat truien en jassen meegenomen. In de auto draaiden we wat
cd’s van de Piotto’s en Fapy Lafertin en voor we het wisten reden we goedgemutst
bij Porte de Clignancourt van de snelweg af, St-Ouen in. Overijverige heren met
zwarte krulletjes begonnen met onze voorruit te wassen. Het muntje van 50
eurocent, het enige geld binnen bereik (immers ik betaal bijna alles met de
flexible friend) vond mijnheer niet genoeg. Boze blikken begeleiden ons in de
richting van het al opdoemende Etap Hotel. De auto in de garage gezet en
ingecheckt. Helaas bleek dat het parkeren niet in de prijs was inbegrepen, zo
werd ons door een enkel Frans sprekende receptioniste vinnig medegedeeld.
Dat was een kleine teleurstelling. De kamer bevond zich op de achtste etage en
we verheugden ons op het mooie uitzicht over Parijs, de Sacre Coeur en de
Eiffeltoren. Ons uitzicht was daarentegen de achterkant en zoals Streetview mij
al had laten zien zag het er inderdaad mistroostig uit. In de verte zwarte rook uit
een fabrieksschoorsteen en er lagen overal vuilniszakken op straat.
De kamer zag er netjes uit en die ene kleine handdoek die er hing en dat kleine
rolletje toiletpapier waren natuurlijk ruim afdoende voor het verdere weekend.
Wij besloten de boel de boel te laten en gingen naar buiten. Ik wist de weg
(dankzij Streetview) en we liepen alsof we er dagelijks kwamen rechtstreeks
naar de rue Paul Bert. Op het terras van de Roi du Café jamden, zo leek het,
twee jonge mannen. Het bleek dat ze alvast wat sfeer maakten in afwachting
van de violist Jeremie Tordjman. Een oude bekende zat er ook met zijn telelenzen
in de aanslag: Hinrich Wulff. Hij zat daar op aanraden van Menno van der Reijden,
zelf overigens niet aanwezig. Hij zwaaide enthousiast en we streken neer op het
terras. Het was aangenaam toeven. Het gesprek met Hinrich vlotte prima half in
het Duits, half in het Engels. Herinneringen aan voorgaande jaren werden
opgehaald en foto’s bekeken. Wat kan die man prachtige plaatjes schieten. Hij
had twee fotoboeken bij zich. De een met afbeeldingen van de gypsies die er
echt toe doen, zoals Stochelo Rosenberg, Tchavolo Schmitt, Dorado Schmitt,
Fapy Lafertin, Jan Limberger, Bireli Lagrene en nog veel meer. Hinrich verzocht de desbetreffende artiesten om hun handtekening onder hun foto te zetten en we waren later getuige van het trotse gezicht van Ninine Garcia dat hij ook met zijn stoere hoofd in het boek stond. Het andere boek, iets kleiner van formaat, had hij genoemd Faces Of Samois. Daarin waren de heimelijk geschoten plaatjes van de toeschouwers en bezoekers van het festival te zien. Foto’s van veel ontspannen gezichten met veel humor genomen. Ook Mady met haar zusje Nicole stond er in. Vond ze erg leuk. Inmiddels was Jeremie Tordjman gearriveerd,
een jonge kopie van Stéphane Grappelli. Het quartet ving aan en het benaderde het bekende geluid van het aloude quintet van HCdF aardig. De sologitarist Adrien Marco deed zeker niet onder in virtuositeit voor de naamdrager van het Quartet (Jeremie Tordjman & Co.) en de ritme sectie ondersteunde met een professionele Manouche Pompe. In hun pauze bestelden we een bordje eten, wat trouwens in alle gelegenheden mogelijk was, en lieten ons dat goed smaken. Hinrich stelde voor naar de Chope des Puces te gaan. Nou kende ik dat café alleen van horen zeggen dus ik was erg benieuwd. We liepen naar het zaaltje achter het café, waar mensen zaten te eten en de familie Garcia de ruimte vulden met hun beschaafde swing. Als we maar niet gingen zitten aan een van de tafels mochten we daar blijven, zo zei een pittige, zeer gehaaste maar steeds vriendelijke dame met een kort wit kapsel. We bestelden een drankje voor 5 euro en konden ondertussen goed naar de inrichting kijken. Overal hingen gitaren in vitrines, kermisattributen (zoals een groot wit paard) en posters en schilderijen.
De naam Marcel Campion kwam regelmatig voor bij de toelichtingen. Ik heb
begrepen dat mijnheer Campion daar de grote man achter (alle) schermen was.
In ieder geval financieel. De benen droegen ons niet meer helemaal dus we
besloten terug te gaan naar de Rue Paul Bert, waar Jeremie onvermoeibaar met
zijn derde set bezig was. Elders in deze op zichzelf staande stad met eigen
burgemeester was de muziek opgehouden. We hebben wat diners-spectacles
gemist, maar je kunt maar een keer je bordje leeg eten. Gedrieën gingen we
naar het hotel terug. Hinrich bleek zich daar ook geïnstalleerd te hebben.
De volgende morgen zagen we ‘deep down’ beneden op straat armoedige vrouwen
met enorme balen sjouwen, die ze wel uit auto’s te voorschijn sleepten overigens.
Na het afdoende ontbijt (alleen zoetigheid) gingen we op zoek naar een kopje
koffie in de stad. Buiten bleek spoedig dat we midden in een enorme rommelmarkt
terecht waren gekomen. Achter de rolluiken kwamen kleine winkeltjes te
voorschijn waar je van alles kon kopen, variërend van oude afgetrapte schoenen,
via versterkers met een kort draadje tot Louis Quatorze meubeltjes. Volgens mij
zag ik een echte Rembrandt, maar Mady wist mij er van te weerhouden om in
een klap stinkend rijk te worden. De dames die wij hadden zien sjouwen zaten
op de grond onder de Périphérique met hun uitgestalde waren. De hele wijk was
een grote vide grenier of brocante en naast reeds genoemde waar hebben we
koopjes als kerktorens, ijzeren olifanten, perfecte en prachtige vintage kleding,
onherstelbaar kapotte mandolines en violen, T-shirts van AC/DC en een enkele
lp van Django gevonden. Twee dagen hebben we nodig gehad om alles te
bestuderen, te bekijken en op prijs af te keuren. Wat was onze buit? Welnu,
twee ansichtkaarten van het oude Haarlem, een blikje Django-cd’s en een
bijzonder halssieraad. Maar intussen wel genoten van de bijzondere omgeving.
Pierre Manetti en de zoon van Angelo Debarre speelden in de marché Vernaison,
voor een winkeltje.
In een verstopte eetgelegenheid stond een dame musettes en Edith Piaf liedjes te zingen, begeleid door een accordeonist. Wij hebben ergens Iranees gegeten. Ze hadden een uitgebreide spijskaart maar slechts één gerecht beschikbaar. Met warme thee smaakte het toch prima. Overal kwam zo na twee uur wel ergens muziek vandaan, alleen Angelo Debarre en Ludovic Beier waren niet te vinden. Bleek dat zij wel op het programma stonden maar dat er in kleine lettertjes stond dat zij op 13 juni in de wijk St. Denis optraden! De week daarvoor dus. En niet eens daar! Hmmm. Angelo werd overigens later wel door ons gezien toen hij la Chope des Puces uitkwam, vergezeld door Romane en Tchavolo, die hem overigens al aardig had zitten. In de Rue Jules Vallès bij café Perigole hoorden we een bekende stem. Daar stond Norig te zingen, die we nog kenden van Samois. Zij werd begeleid door een humoristische Sebastien Giniaux, Joris Viquesnel en Jeremie Arrange. Sebastien schepte er een zichtbaar genoegen in haar te plagen door in zijn solo’s uitstapjes te maken naar bijvoorbeeld ‘we are the world’ van Michael Jackson. Zijn kundige gitaarspel zorgde er wel voor dat hij zich dat kon veroorloven. Er heerste een goede sfeer op het frisse winderige terras waar ook weer de gezellige Hinrich te vinden was, zijn fototoestellen steeds in de aanslag. Goed is te zien dat Norig het verre van warm had maar zich warm swingde door niet doodstil te staan tijdens haar optreden. We zwierven wat langs de cafeetjes, werden ergens uitgestuurd waar een privé-feestje bezig was (de muziek leek ook in de verste verte niet op de muziek waar we voor kwamen), zagen de familie Schmitt lekker aan een tafel zitten met heel veel drank en indrukwekkende cameraploegen er omheen. Intussen speelde de zoon van Romane, Richard Manetti met violiste Fiona Monbet (volgens Didier Lockwood, die we ook steeds zagen sjouwen met zijn vioolkoffer, een enorm talent) in het aangrenzende café Relais de Broc’s. Gabrielle zong lieve liedjes in café Paul Bert, zichzelf begeleidend op accordeon afgewisseld door een bandje dat Inspecteur Gadjo heette. Mondine en Rocky Garcia speelden in la Chope des Puces waar we ook door het raam Romane hoorden spelen. Veel mensen stonden daar op straat door het venster te gluren. De pittige dame met de korte witte haren rende intussen van binnen naar buiten en weer terug met biertjes. We gingen even terug naar het hotel voor een korte verfrissing en voorbereiding op de avond als we een keur aan grote artiesten zouden voorgeschoteld krijgen. We kochten ergens wat broodjes rekening houdend met het vermoedelijke feit dat er straks tijdens het ‘grand concert’ geen eten te krijgen zou zijn. Het concert vond plaats op de schuin oplopende parkeerplaats vlakbij de Rue des Rosiers bij la Chope des Puces en de Rue Paul Bert. Als organisator zou ik een podium hebben laten bouwen op het laagste gedeelte van de parkeerplaats, maar men had gekozen voor het eenvoudige gebruik van de al bestaande overkapping op het hoogste gedeelte. Het gevolg daarvan was dat je alleen goed zicht had op het (overigens wel redelijk hoge podium) als je vooraan stond of aan de zijkant als je, zoals wij deden, op het schuine hekje kon zitten. Dit schuine hekje sneed behoorlijk in de bovenbenen gedurende dat de avond vorderde en het viel
bovendien niet mee om de langzaam afglijdende andere ‘drie kleine kleutertjes’ te motiveren weer naar boven te klimmen. We hadden tijdens de korte pauzetjes wel leuk contact met ene Gilles en ene Florence uit Chantilly, zodat we goed konden oefenen met onze Franse taal. Of het kwam door dat ene biertje dat ik haalde bij café Paul Bert, maar het Frans spreken ging eigenlijk best erg goed! Het concert begon met Marcel Azzola, Marcel Loeffler (een blinde virtuoze accordeonist, Vincent Peirani avec A.Z 3. Dat Aznavour Trio hoefde voor ons niet zo, de melodieën van Charles waren nauwelijks te onderscheiden tussen de vele funky pianonoten. Maar toen, bij wijze van voorproefje op wat later kwam, een zangeresje het podium op kwam die ZAZ bleek te heten en een wat hese keel opzette met het zeer ontroerende Dans Ma Rue van Edith Piaf hield ik het niet droog. Dat doet muziek soms met je! Intussen had zich op de straat, in het lagere gedeelte dus, een caravan ‘opengeklapt’. Er verschenen kleurige lampjes boven op het dak dat ‘La Guinche’ uitschreeuwde. In de lege caravan, d.w.z. geen keukentje of bed, was een huiskamertje nagemaakt en er bevonden zich vier mannetjes in die in de pauzes tussen de grote optredens musettes ten gehore brachten en andere goed in het gehoor liggende deuntjes. Dit deden ze zo goed dat er op een gegeven moment een soort afsplitsing in het publiek ontstond. Het ene kamp wilde verder met het concert en het andere kamp wilde lekker op straat dansen op de muziek van La Guinche, wat overigens een naam is die is afgeleid van het oude werkwoord Guincher wat een Franse dans was uit de jaren 20-30.
Didier Lockwood met zijn Jazz Angels zorgde voor stevige jazzrock, waarin het
mij opviel dat Didier ook gitaar probeerde te spelen. Blijf alsjeblieft bij die viool
Didier, want dat kan je wel erg goed! Hij haalde zijn bekende act van stal door al
spelend van het podium af te gaan en een rondje te lopen door het publiek. Op
de voet gevolgd door een camera die het hele concert op een groot scherm
achter de artiesten projecteerde samen met zijn kornuiten die elders stonden
opgesteld. De (te?) kleine Swan Berger werd geïntroduceerd. Hij was vorig jaar
tijdens het Concours de Jeunes Talents tot winnaar uitgeroepen en mocht daarom
op het hoofdpodium optreden. Hij werd daarbij begeleid door zijn vader Franck.
Verbazend wat het mannetje kon. Djangology en Swing 48 speelde hij met een
flair, al rondkijkend in het publiek met zijn verbaasde ogen, alsof hij eerder kon
gitaarspelen dan praten. Zou kunnen want hij zei niet veel. Wel iets van un,
deux, trois….. Marcel Campion gaf acte de présence met een hele groep
muzikanten, waaronder Ninine Garcia. Het was bedoeld als een ode aan Django.
Klonk wel aardig, meer kon ik er niet van vinden. Ninine gaf er nog wat kleur aan.
Die man is een echte rots in de branding! Na een swingend intermezzo vanuit
de caravan door La Guinche was het de beurt aan een tweetal zangeressen.
Eerst ZAZ, waar ik al eerder in dit verhaal over repte. Zij zong nummers van haar
net uitgebrachte cd. Sommige nummers zoals Pas, Pas, Passera, La Dernière
Restera (tekst van een oud kinderrijmpje) met een gipsy-ritme, andere nummers
klonken wat moderner. Indrukwekkende performance. Maurane, een echte diva
zong nummers van Claude Nougaro en duidelijk was dat zij er al duizenden
optredens op had zitten. Wat een doorgewinterde en nog immer charmante
vrouw. Zij had het publiek in haar zak. Dorado Schmitt daarna had net als in
Tilburg (waar eind mei een leuk festival was) moeite zijn rondgillende gitaar in de
hand te houden, maar bleef zich gedragen als de grote, maar onhandige ster
van het festival, rustig de tijd nemend alle muzikanten voor te stellen. Hij zong
nog een compositie voor zijn overleden vader en gaf zijn medemuzikanten alle
ruimte. Was het zo dat Tchavolo het concert zou moeten afsluiten, dan was dat
helaas niet mogelijk omdat hij teveel in het glaasje had gekeken, hoorden we
achteraf van Hinrich. Dorado nam zijn plaats dan maar in, ook Jeremie Tordjman
was samen met Didier Lockwood op het podium geklommen voor de grote finale.
Onder begeleiding van het geluid van La Guinche togen wij weer naar het 200
meter verderop gelegen hotel. Met blauwe plekken op de billen en rode handen
van het klappen.
Ook zondag was gelardeerd met muziek. Norig trad op, Jeremie trad op, de
Manetti broertjes hoorden we spelen, maar we maakten een vergissing: we
gingen lunchen in een kroegje waar live-muziek zou komen en dat viel behoorlijk
tegen. Het was Franse folk-muziek met semi leuke entertainment met een
ritmebox. Toen het eten op was (wat overigens prima smaakte) zijn we hem
gepeerd. We vonden een rondreizend accordeonmuseum, erg leuk. We kwamen
een bandje tegen waar een toevallige Amerikaanse passant een aanstekelijke
tekst op de melodie van Djangology zong en tevens voordroeg. Het bleek Lemmy
Constantine te zijn die al drie cd’s op zijn naam heeft staan. Hij gaat me de tekst toesturen zodat ik het lied in het repertoire van Sacré Manouche kan opnemen. Met perfecte timing vonden we een tafeltje in de Chope des Puces waar het Concours de Jeunes Talents zo zou beginnen. Onder aanvoering en begeleiding van Romane beoordeelde een zware delegatie (Didier Lockwood, Romane, Fiona Monbet, Marcel Campion en een blijkbaar bekende radio personality) een viertal kandidaten, te weten Levis Adel (achterkleinzoon van Django), Swan Berger, de 15-jarige zoon van Angelo Debarre (naam helaas ontschoten) en een onbekende jonge violist. Allemaal op hun terrein even goed. Weinig concurrentie en ze gingen alle vier met een prijs naar huis. Swan wilde wel spelen maar eerst op het kermispaard. Zijn vader Franck wist hem te overtuigen dat hij zijn podiumkunstje eerst moest doen. Groot talent, dit jongetje. Levis (13 jaar) had echter een volwassener approach van zijn muziek. Speelde zelfs een eigen compositie, daarbij begeleid door Richard Manetti. Zo tegen de avond installeerden we ons in le Roi du Café met Hinrich Wulff als tafelgenoot. We hadden elkaar steeds meer te vertellen en tijdens het diner begon La Guinche op het kruispunt, voor de gelegenheid Place Django Reinhardt gedoopt, uit te pakken.
Even later werd er op straat lustig op los gedanst. Tango’s, Musettes, Swing, Ballads, alles kwam voorbij. Alles op zeer onderhoudende en humoristische manier. Ondanks de kou (dat viel tegen dit weekend) vermaakten de mensen zich prima. Wij vonden het een perfecte afsluiting van een perfect weekend. Mady verwoordde het als volgt:”Ik heb me nog nooit zo in het echte Parijs gevoeld als tijdens dit weekend, en dat in een buitenwijk!” Naar ons gevoel waren we de enige Nederlanders, hoe anders dan Samois. Zou dit festival ook uit zijn voegen groeien? Is niet te hopen. Zo is het net leuk. Houwezo.
Jean Zijta
Swinc. is een Utrechtse formatie, bestaande uit Wouter Poot en Stefan Koppenaal op zowel ritme- als sologitaar, Michiel van Engelen op contrabas, Robert van Gemert op viool en Mariange Schilham zang. De naam staat voor Swing Incorporated, kortweg Swinc. met een punt. De basis voor Swinc. werd gelegd toen Wouter Poot en Stefan Koppenaal elkaar in 2004 in Utrecht ontmoetten tijdens het jammen in een werfkelder. Ze bleken, behalve met het versterkt blues, rock en funk jammen, beiden affiniteit te hebben met het Hot Club genre, in ieder geval al als luisteraar. Na een tijd met alleen gitaren geoefend te hebben op de te kennen ‘standards’ zoals Minor Swing, Douce Ambiance en Daphne, begon de zoektocht naar medemuzikanten. Wouter kende Michiel reeds en deze bleek al een jaar een contrabas ongebruikt te hebben staan, en in zijn jeugd in een orkest gespeeld te hebben. Robert leerden ze via een gemeenschappelijke gitaarvriend kennen en deze bleek na decennia in versterkte formaties te hebben gespeeld ook te porren te zijn om het eens ‘unplugged’ te proberen. Altsaxofoniste Jonneke van Ommen completeerde dit eerste kwintet in de zomer van 2005, en na wat try-out optredens eind 2005 stond Swinc. op de voorjaarsreünie in april 2006 te Oosterbeek. In de zomer van dat jaar lokte de liefde Jonneke naar Peru, waarna Swinc. als kwartet verder ging, en al vrij snel leerden Wouter en Stefan Mariange kennen bij het spelen op straat. In die tijd zwierven er nog geen hordes Roemenen in Utrecht rond die maar één liedje kunnen spelen en zodoende werd je niet snel door Oom Agent of Toezichthouder weggestuurd. Sindsdien heeft Swinc. op veel verschillende gelegenheden gespeeld, de meeste in Utrecht of omgeving.
Zo stond Swinc. in april 2007
op een festival in de Utrechtse
popzaal Tivoli De Helling,
enkele malen op het SJU jazzpodium
in Utrecht, regelmatig in
diverse café’s en natuurlijk op
25 oktober 2008 op de najaarsreünie
in Oisterwijk.
Tijdens een van die optredens
in het SJU is Swinc. gescout
voor de Horizontoer, een reizend
festival van zeilliefhebbers dat
jaarlijks alle Waddeneilanden
afgaat gedurende een à anderhalve
week in augustus. Beginnende
straat- en podiumartiesten
kunnen dan tegen kost en inwoning hun act aanscherpen en veel ervaring opdoen, zo ook Swinc. In 2008 traden Wouter, Stefan en Michiel op als trio, soms versterkt door de ook op deze toer meereizende saxofonist Toon Meijer ‘Saxotone’, in 2009 en 2010 als kwartet met Robert van Gemert.
Ook dit jaar is het weer gelukt lege terrassen vol te spelen! Een vreemde eend in de bijt was het optreden op Dance Valley in juli 2008, niet echt een plek waar je live muziek verwacht. Voor de donateurs die van voor Dance Valley zijn; op dit festival staan dj’s geprogrammeerd en het is een en al elektronische muziek wat de klok slaat. In 2008 was er op proef een klein plekje voor live acts, zodat Swinc. met de Amerikaans/Israelische zanger Shai Shahar aan kon treden. Het repertoire van Swinc. bestaat uit klassiekers van Reinhardt en Grappelli, jazzstandards zoals Night in Tunisia en Stompin’ at the Savoy, bossa nova’s zoals Chega de Saudade, enkele walsjes, vioolshowcases (o.a. de Czardas van Monti) en drie eigen composities; een bossa van Wouter en een klezmer- en swingstuk van Stefan. Een recente aanwinst op het repertoire is Fapy’s prachtige wals: ’Papillon/Plachterina’, deze zomer voor het eerst te horen op het hoofdpodium te Samois. Mocht u benieuwd zijn hoe dit alles klinkt, kom dan vooral luisteren op een van Swinc’s openbare optredens, aangekondigd via www.swinc.nl of de agenda in deze Quintette.
Swinc. is flexibel te boeken, als vijftal, als instrumentaal viertal, maar de basis blijft altijd de swingende combinatie van twee gitaren en contrabas.
Stefan Koppenaal
John Desmares
Alle bands, die graag hun optredens vermeld willen zien in de Quintette, gelieve deze door te mailen vóór de inleverdata kopij betreffende de daarop volgende 3 maanden
Hierbij een oproep aan alle nieuwe bands / groepen om zich te melden bij
Stichting Hot Club de France. Deze zou kunnen bemiddelen in optredens in het
land of een optreden tijdens een van de reunie’s.
john.desmares@onsmail.nl
Bestellingen telefonisch op nr. 0499-371821 of per e-mail:
john.desmares@onsmail.nl.
Prijs: 15 euro exclusief 2.50 euro verzendkosten.
Hot Club de Frank: De heren van het circus
Zeer gevarieerde cd met zang en diverse
gastmuzikanten o.a. saxviool en draaiorgel met
enkele eigen composities van Harold Berghuis.
De heren van het circus, Sugar, Mélodie au
crepusule , Perdido, El Choclo, Cruising down
the river, Swing 42, Marije, Dancing on the
beach, Sweet Sue, De bruiloft der zeven
zigeuners, I found a new baby, Calluna.
Quatre Tickets de Swing
Relaxte maar toch swingende cd. Stevige ritmes
ondersteunen de solopartijen van gitaar, sax en
klarinet.
Them there eyes, Stardust, Honeysuckle rose,
How can you dace me, Out of nowhere, Coquette,
It had to be you, Nuages, Crazy rhythm, Je suis
seul ce-soir, Domino, Swing 42, I surrender dear,
J’attendrai, swing 39, Meditation, Bei mir bist du
schön, Les yeux noirs.
Bubblin’ Toorop Trio: Laughin’ in Rythm
De opnamen zijn een selectie uit de rijke traditie
van de jazz, ballads en blues en werden in één
keer vastgelegd.
I got rhythm, Gee baby ain’t I good for you,
Familiar blues, The sheik of Araby, God bless
the child, I can’t give you, All of me, Body and
soul, Laughin’ in rhythm, Don’t get around much
anymore, Some of these days, Round midnight,
In a sentimental mood, Barbecue chicken,
Creole love call, If you’s a viper (reefer song).
Wat zijn die Pyreneeën toch mooi. Groen vooral, door de regenbuitjes die met regelmaat het prachtige weer onderbreken. Indrukwekkend ook, door de fantastische uitzichten op de besneeuwde berghellingen in de richting van de Spaanse grens rond Bagnères-de-Luchon. En wat me telkens weer opvalt in het centrale Pyreneeëngebied is de onovertroffen luchtzuiverheid; in dit deel van Frankrijk voel je je echt een ander mens. Wellicht heeft de manier van leven in de “Comminges” daarmee te maken. Zoals Jean Pierre Favino het onder woorden bracht:“Hier haast men zich langzaam”.
In 1978 was ik medeoprichter van “Hotclub Naguine”, destijds bekend onder de naam “HoHo Hotclub”. Ik kreeg de vererende taak van sologitarist toegewezen, dus ik besloot een goed instrument aan te schaffen.
Mijn keuze viel op een exemplaar van het merk Ibanez. Deze Japanse firma vervaardigde in die tijd een kleine serie gypsygitaren, naar ontwerp van Mario Maccaferri. Die was, zoals bekend, in de jaren ‘30 en ‘40 beroemd geworden met gitaren van het merk Selmer waarvan Django Reinhardt veelvuldig gebruik maakte. Na een paar jaar was ik niet meer geheel tevreden met mijn keuze. Ik miste het typische soundje dat me steeds opviel als ik coryfeeën zoals Fapy Lafertin, Angelo Debarre en Raphaèl Faìs hoorde spelen. Omdat ik toen nog het idee had, dat het hem in het instrument zou kunnen zitten, besloot ik een tweede gitaar aan te schaffen. Om verzekerd te zijn van de juiste kwaliteit moest het een Favino worden.
februari 1984 kocht ik een gitaar bij Jean Pierre Favino in zijn atelier aan de Rue de Clignancourt 9 in Parijs. Zijn vader, Jacques Favino, had weliswaar in 1978
het bedrijf officieel aan hem overgedragen, maar bleef daarna nog een aantal jaren werkzaam in het atelier. Daarom staat op het etiket ín de gitaar “Jacques Favino” vermeld en op de gitaar zelf “JP Favino”. Ook commercieel gezien was het natuurlijk prima dat de naam “Jacques Favino” zo lang mogelijk met het bedrijf verbonden bleef. Als luthier, met name op het gebied van gypsygitaren, had vader Favino immers een fantasische reputatie opgebouwd.
In 1990 hield Jean Pierre Favino het turbulente Parijse leven voor gezien en verhuisde met zijn atelier naar Castelbiague, een prachtig gelegen dorpje in de centrale Pyreneeën, ongeveer 80 km ten zuiden van Toulouse. Om hem te bezoeken kozen mijn vrouw en ik voor een kleine camping municipal (La Justale) in Mane, op een achttal kilometers afstand van Castelbiague. Echt een aanrader, trouwens: rustig, schoon, vriendelijk, goedkoop, zwembad(je), gemakkelijk te bereiken en niet al te ver van allerlei bezienswaardigheden. Voor het bezoek aan Jean Pierre Favino (een buitengewoon vriendelijke man) had ik een goede reden. Het bovenblad van mijn gitaar is ter hoogte van de brug enigszins ingezakt, de frets zijn min of meer versleten en klank en zuiverheid zijn niet wat ze zouden moeten zijn. Nu heb ik in de loop der jaren al wel leren beseffen dat het laatste (helaas) meer te maken heeft met de gitarist dan met de gitaar, maar ik wilde toch graag de mening horen van de ultieme deskundige in deze. Jean Pierre
was in zijn oordeel over het ingezakte bovenblad vriendelijk maar beslist. Op Favinogitaren mogen alleen Argentine-snaren gebruikt worden. Andere merken geven teveel spanning op de brug, met alle gevolgen van dien. Omdat door allerlei oorzaken, onder andere geknutsel van mijzelf (dom, dom, dom) om een plectrumbeschadiging te verhelpen, het bovenblad plaatselijk te dun geworden is, zit er niets anders op dan dit compleet te vervangen. Kosten (inclusief frets, opsturen enz.) tussen de 1500 en 2000 euro. Met drie studerende kinderen in het achterhoofd toch een bedrag om even over na te denken. De gitaar werd dus onder dankzegging voor het gratis en deskundige advies weer ingepakt en meegenomen.
Ongetwijfeld zal het er binnen afzienbare tijd toch van moeten komen. Het lijkt me dat een Favinogitaar zijn werkelijke waarde alleen kan behouden als onderhoud en reparatie door Favino zelf verricht worden. Opsturen naar Castelbiague (Les Gouats 31160) kan uiteraard altijd. Naar Parijs (31 Rue Reuilty) brengen, waar Jean Pierre aan het einde van elke maand een keer komt, is een andere optie. Of, en dat lijkt me het meest waarschijnlijk, toch maar een keer terug naar de Pyreneeën. Voor ons is dat, u had het waarschijnlijk al wel begrepen, geen straf. We gaan dan zeker weer naar Toulouse. Tjonge, wat is “Les Abattoirs” een prachtig museum met eigentijdse kunst. Dat mag je niet missen. Én we bezoeken eindelijk het jazzfestival van Foix eens. Twee jaar geleden misten we daar op een haar na een concert met Florin Niculescu en dit jaar waren we een week te laat voor Raphaël Faïs. Dat mag ons niet meer overkomen!
Feigeli Prisor: “Op Sziget speel ik op mijn eigen wijze nummers van Django Reinhardt”
Enigszins verlegen geeft Feigeli Prisor (Sittard 1964) mij de hand. Een beer van
een kerel. Niets aan hem verraadt de virtuoze gitaarspeler, die zo gevoelig zijn
originele Busato bespeelt. Hij streelt zijn gitaar. Een echte Busato, aan de
binnenzijde genummerd en met de hand gemaakt in 1933. Gekocht van Stochelo
Rosenberg.
Het contract met Sziget ligt op tafel. Met de Prisor Jazz Band is hij gevraagd
om samen met Tim Kliphuis op het Sziget Festival Budapest Hongarije te spelen.
Hij mag als Gipsygitarist “100 jaar Django” vertolken. Dat is hem toevertrouwd:
“Op Sziget speel ik op mijn eigen wijze nummers van Django Reinhardt. Ik wil
Django Reinhardt niet kopiëren”. Op Sziget, een eiland in de Donau, wordt het
grootste festival in Europa georganiseerd. Prisor Jazz Band ft Tim Kliphuis zijn
een van de weinige muzikanten uit Nederland. Sander van Doorn en Baskerville
zijn de andere vertegenwoordigers uit ons land. Tim Kliphuis zei direct ja. Bij
toeval hebben ze onlangs al een keer met elkaar gespeeld op de afgelopen
editie van het International Gipsy Festival in Tilburg. Feigeli als stand-in voor
Jimmy Rosenberg!
Feigeli Prisor, bandleider van de Prisor Jazz Band, brengt zijn jeugd door op
een klein kampje in het Limburgse Wittem. Het ligt er prachtig aan de rand van
het bos. De stilte en de rust wordt dagelijks geaccentueerd door de gispymuziek.
Accordeon, gitaren, viool en contrabas vullen de avonden met swingende klanken.
Feigeli’s oudere broer speelt gitaar. Als die maar even de wagen verlaat pakt
Feigeli de gitaar en speelt de akkoorden, die hij van de anderen leert. Als hij
twaalf is speelt hij op zijn eerste eigen Spaanse gitaar. Zijn duim is zijn plectrum.
Eindeloos worden grammofoonplaten gedraaid van Django Reinhardt, Lulu
Reinhardt en Hänsche Weiss. Luisteren, uitproberen, naspelen tot hij in de
finesses het Hot Club de France oeuvre kent.
De liefde, interesse en gedrevenheid waarmee zijn zoon Feigeli gitaar speelt
wordt door vader Prisor opgemerkt. Hij verrast hem op zijn veertiende verjaardag
met een eerste Django-gitaar. In de klankkast plakt Feigli een foto van Django.
Dan komen de namen van de Sinti-musici die zich ook in het Limburgse
heuvelland thuis voelen: Stochelo Rosenberg die hij een wals leerde spelen,
Wasso Grunholz, die op een klassieke wijze o.a. de Gipsy Jazz speelt en
leermeester is van menig gitaartalent.
Dan komt het grotere werk. Met zijn zwager Rigo Winterstein wordt hij als
ritmegitarist meegenomen om elke week in cafés te spelen in de Altstadt van
Düsseldorf. In dezelfde jaren spelen Stochelo, Nousche en Nonnie vaak op het
Stratumseind in Eindhoven. De gage wordt opgehaald met de hoed en onder de
muzikanten verdeeld.
Ritmegitarist bij Rigo Winterstein is natuurlijk mooi, maar Feigeli wil soleren.
Daarin heeft hij een heel eigen stijl ontwikkeld. Het is niet klakkeloos Django of
Stochelo kopiëren. Dat is niets voor Feigeli. Hij ontwikkelt zijn eigen stijl, zijn
eigen geluid en veel liefhebbers herkennen Feigeli’s spel. Hij bewerkt bestaande
nummers en zet ze naar zijn hand, maakt eigen composities en stelt voor elk
optreden een nieuwe speellijst samen. Zijn eigen stijl dat is zijn keurmerk; dat
is zijn trots. Alhoewel hij dat bij voorbaat met zijn bescheidenheid bagatelliseert.
Zijn eerste band begint hij met Tchawo en Moro Adell en Bino Rosenberg.
Wekelijks worden ze door Sjef van Café ’t Knijpke naar binnengehaald. Swingende
livemuziek daar weten de Maastrichtenaren wel raad mee.
Zijn vader zei altijd “Jongen, in Gerwen (Nuenen) leer je pas echt gitaar spelen”.
Als hij dan verliefd wordt op Mana Schäfer dan is hij niet meer weg te slaan op
het kampje aan de Bosweg. Elke dag wordt er met liefde en gevoel gitaar
gespeeld. Bescheiden en verlegen als hij is durft hij Wasso Grunholz nauwelijks
iets te vragen. Wasso is een virtuoos en ouder en uit respect luistert hij alleen
maar naar het spel van Wasso. De jonge gitaristen uit Nuenen liggen onder zijn
wagen of staan aan het raam te luisteren. Ze snellen weg om thuis te oefenen
wat ze onder het raam en onder de wagen gehoord hebben. Dat gitaarspel wat
door de kenners de Hollandse school wordt genoemd is kenmerkend voor de
Nederlandse Sinti-gitaristen.
Dan in een notendop de bands waarin Feigeli acteert. Met Hans Meelen, Christien
van Helden, Rino van Hooydonk, Tomely en Edie Steinbach vormt hij Hot Club
de Mix, later speelt hij met Edie Steinbach nog in Manouche, die in een andere
bezetting nog steeds optreedt.
Met de Prisor Jazz Band pakt hij het serieus en professioneel aan. Hij wil een
eigen geluid en andere bezetting. In Eddy Grünholz vindt hij een andere sologitarist,
waarmee hij onderscheidend is. Ze zijn nu ruim twee jaar als band
bijeen en hebben weer een aantal composities klaar om op cd te zetten. Feigeli
heeft plezier in spelen, wil spelen, waar dan ook! Alleen het festival in Nieuw
Caledonië met een vliegreis van meer dan 20 uur is teveel van het goede.
Net na de start van de Prisor Jazz Band roept Stochelo Rosenberg Feigeli
Prisor op het Django Reinhardt Festival in Samois op het podium om met hem
mee te spelen. Met enige schroom stemt hij toe. De meester vraagt niet zomaar
iemand, maar weet wat Feigeli te bieden heeft. De vaste bezoekers kennen
Feigeli Prisor, die elk jaar op de campings in Samois speelt. De vreugde van het
spel straalt van hem af, dat kun je zien en horen. Zijn gitaarspel twinkelt, klinkt
helder en zijn melodielijnen zijn verfijnd en subtiel.
De muziek van Prisor Jazz Band is ook opgevallen bij Jazzclubs en festivals Hij
speelt op Jazz Breda, Jazz in Duketown, International Gipsy Festival en nu – op
14 augustus a.s. ook op het Sziget Festival in Budapest. Zijn cd’s waren
overtuigend om de artistieke leiding van Sziget te behagen. Hij is er terecht
trots op en gaat de set met de violist Tim Kliphuis voorbereiden. Feigeli Prisor
wil altijd schitteren met zijn fantastisch gitaarwerk.
Henk van Beurden
John Desmares
Enthousiast amateur Hot Club-trio zoekt een
Musette-accordeonist
om gezellig wat Musette en Swing te spelen
(omgeving Apeldoorn, Zutphen, Deventer, Zwolle)
Weet je iemand of speel je zelf? Elke tip is welkom!!!
Bel 0570-541971 of e-mail: glankester@hetnet.nl
Peaceful Solution/Dutch Treat/Seven Southern Belles/Kiwi/Hurricane Django/ The Blue Max/Five Corners/ Bayou Beatnik Blues/Sidewinder/Sign of the Mermaid/Maverick/Indian Summer/Area 51/El Tigre/Danse a la Imp/ Fleamarket/ The Troubador.
Enkele maanden geleden kreeg ik een cd van
Tom Conway in handen. Het moet volgens de
gulle gever een sfeervolle cd zijn met een ‘Hot
Club entertainment’. Wanneer ik aan de
binnenkant van het doosje zie staan: Recorded
at Hale Kika, Haiku, Maui, dan trekt dat meteen
mijn aandacht. Ik ben ineens erg benieuwd hoe
musici uit Hawaï, muziek in de stijl van de Hot
Club de France, vertolken.
Wat mij onmiddellijk opvalt is dat het eerste
nummer, ‘Peaceful Solution’ geschreven is en
gezongen wordt door Willie Nelson. Dat vind ik wel heel bijzonder. Willie Nelson
is een echte country-zanger, bekend van ‘Always On my Mind’ en van het duet
met Julio Iglesias, met de bekende song ‘To All The Girls I’ve Loved Before’.
Dan bij het zesde nummer, ‘The Blue Max’ en bij het dertiende nummer, ‘Area
51’, kom ik de naam Pat Simmons tegen. Pat ken ik van de ‘Doobie Brothers’.
Ik speel nog wel eens een nummer van die groep, ‘Listen to the Music’. Maar
Willie en Pat hebben volgens mij niets met ‘Hot Club entertainment’ te maken.
En dan op de voorkant van het cd-doosje een foto van Tom Conway met een
Fender Telecaster. Ik was dus wel heel benieuwd wat er op deze cd te beluisteren
valt.
Het album bevat zeventien nummers, waarvan het eerste nummer ‘Peaceful
Solutin’ toch iets anders is, dan de andere zestien. De zang van Willie en vooral
de heerlijke Telecaster van Tom geeft het nummer toch iets van de country-sfeer
mee. Wanneer je dit nummer hoort, als je langs een kroeg loopt, stap je meteen
naar binnen. De viool en de sax maken een mooi bruggetje naar de Hot Club
muziek. Het swingt echt, een lekker nummer. Daarna, bij het tweede nummer
‘Dutch Treat’, zit de Telecaster terug in zijn koffer en je zit meteen in de Djangosfeer.
De melodielijn in de improvisaties is duidelijk te volgen. Soms volgt de
improvisatie iets teveel de losse tonen in de akkoorden, maar het verveelt nooit.
Alle nummers hebben een mooie stevige en strakke begeleiding. In de verte
hoor je een Hammond de zaak ondersteunen, nooit teveel, alles mooi aan
elkaar rijgend. In track 6 is de Hammond heerlijk aanwezig en ik zit meteen met
mijn gedachte weer in een heerlijke kroeg. Dat resultaat krijg je wanneer je de
gitaarsolo’s van dit nummer laat invullen door Pat Simmons en dat alles dan
laat afmonteren in Texas. Van mij mag het zo’n track, het trekt zeker jeugdigen
naar de stijl van Django. De swing in track 9 ‘Sidewinder’ en in het laatste
nummer ‘The Troubador’ geeft bij mij meteen weer een heerlijk gevoel. Ongemerkt
begin ik op de tafel mee te tikken, iets waar de rest van de familie een hekel aan
heeft, maar ik doe het toch. Heerlijk!
Dit album is wel degelijk onderhoudend. Als ik het aan mijn vrienden laat horen
is het meteen ‘Whow, wie is dit?’
Heerlijk tempo en elke noot is raak. Prima begeleiding, geen man gelooft, dat
dit van Hawaï komt. Ook het virtuoze spel van de saxofonist David Choy, zorgt
voor opwinding en energie. Je kunt aan hem goed horen hoe leuk ze het hebben
en hoeveel ze genieten van deze muziek. Ook Track 6 ‘Hurricane Django’ is
zo’n duidelijk voorbeeld.
Het is zeker gipsy jazz, maar met meer instrumenten. Typische gipsy jazz
heeft nog geen Hammond-orgel en geen saxofoon, het is meestal alleen op
strings gebaseerd, maar dit klinkt erg goed.
Al met al een mooie cd, prima opgenomen en van goede kwaliteit. Alleen mis ik wel de nodige informatie. Over Willie Nelson, Pat Simmons, Tom Conway en van de andere musici op deze cd is natuurlijk best iets te vertellen. Jammer dat we daar niets van weten.
Contact: www.tomconwayguitar.com
Hier zijn alle tracks te horen.
Op de site staan ook enkele leuke video’s van live optredens.
Rob Huijsmans
Drie cd’s in een mooi doosje,
opschrift: 3 commemorative cd’s highlighting
magical performances rcorded live at Le
QuecumBar, International Gypsy Swing Guitar
Festival, ter ere van Django’s 100e geboortedag.
Op het front een tekening van een orkestje met
contrabas, twee ritme gitaren en een solo gitaar
alsmede een violist. En een mooie grote
portretfoto van Django met een gitaartje op zijn
schouder. Sizzling guitar magic from Europe’s
finest gypsy players, staat ernaast.
Op de achterkant wordt gememoreerd, dat het voor het eerst is, dat de verjaardag
van Django gevierd wordt en dat het treffend is dat op zijn 100e verjaardag te doen.
Gedurende 9 dagen heeft het gebruisd in Londen. Alle avonden geheel
uitverkocht voor alle circa 70 plaatsen. Zelfs een extra avond werd ingelast om
een aantal mensen, die geen kaartje konden krijgen alsnog te bedienen.
Sommige muzikanten hadden voordien nog niet samen gespeeld. Nu in deze
festival week kregen ze de kans. Zigeuners en gadjo’s om het even. Op de
cd’s ook interviews met Stochelo Rosenberg, Tcha Limberger en Biel Ballester.
Er worden 24 muzikanten met naam hartelijk bedankt voor hun medewerking,
waaronder de Patrons van de QuecumBar. De Patrons geven het geheel enig
cachet, het zijn muzikanten van naam en faam, die hun naam verlenen aan de
QuecumBar ondernemingen op muzikaal gebied. Van sommige muzikanten
mochten wegens hun contractuele verplichtingen helaas geen opnames worden
gemaakt. Het betreft: de Franse Adrien Moignard, Benoit ‚Binouche Convert,
David Reinhardt, Olivier Kikteff, Tanguy Blum en Yannick Alcocer.
De drie cd’s staan bekend onder LEQ0108 – 3 CD set en zijn verkrijgbaar bij
www.lequecumbar.co.uk shop, en bij www.quecumbar.co.uk/leqrecords, alsmede
bij de grote internationale webwinkels van Amazon en CDBaby of via e-mail:
info@leqrecords.co.uk, danwel per post: Le Q Records, 42-44 Battersea
Highstreet, London SW11 3 HX, UK. Download is mogelijk via
www.linnrecords.com en via Itunes. Daar zijn ook de inmiddels 7 verschenen
cd’s te verkrijgen.
Het geheel is tot stand gekomen met subsidie van de Europese Commissie. De binnenkant vouwt uit als een vierluik en bevat fotomateriaal van de optredens. Tcha is de enige met twee plaatjes, en met viool en een met gitaar. Op de binnenkant van voor en achterflap staan diverse recensies uit lokale kranten en tijdschriften, die de QuecumBar de hemel in prijzen, alsmede een verantwoording van donatrice en ‘outstanding member’ Sylvia Rushbrooke, de motor achter het geheel. In de voorflap zit het boekje. Hierin wordt wat uitgebreider ingegaan op het ontstaan van dit festival en worden de drie sleutelfiguren Sylvia, Monika Kroll en Kevin Smith hartelijk bedankt voor hun inspanningen. Verder korte levensbeschrijvingen van de deelnemende artiesten, voorzien van foto en website. Middenin een opsomming van de inhoud van elk van de drie cd’s. Tegen het eind nog een hartelijk bedankje aan de medewerkers van de cd’s, naast de drie hier boven genoemden nog Dylan Fowler van Stiwdio Felin Fach en Abergavenny, die heeft bijgedragen met mixen en masteren, daarbij geassisteerd door de oren van Ducato Piotrowski; Philip Volkers, een top fotograaf, die elke avond aanwezig was om dat ene veelzeggende plaatje te schierten; Christoph Steger, die de interviews verzorgde; Simon Weir, die het project op tijd gereed had; Jimmy-Elle Maury, die het QuecumBar team bestaande uit Olivia Joe, Pooja, Martha, Jehanne, Isabella en Jarick aanstuurde. Als laatste wordt Jeremy O’Sullivan van de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in de UK gefêteerd voor zijn bemoeienis bij de subsidiëring. Voor de verscheidene workshops, die elders werden gehouden worden bedankt de Royal Dance
Academy in Battersea, het Institut Francaise in Londen, de Thomas School in
Battersea en Jazz Café Posk in Hammersmith. Naast de geïnstitutionaliseerde
subsidieverstrekkers een bijznder bedankje voor de individuele bijdragen van
Brian Potts (USA), Mark en Rose Wojcik (UK) en Martin Christie van Music
Garden (UK).
Dan is het tijd de cd’s te beluisteren:
cd1
Door Sylvia: Festival introduction.
Door Fleur de Paris:
Menilmontand, Romance de Paris, Serenade sans espoir, La vie en rose,
Door Sebastien Giniaux, Ducato Piotrowski, Pete Kubryk-Townsend:
Hungaria, Mélodie au crépuscule, Clair de lune, Montagne Ste. Généviève.
Door Tcha Limberger Trio:
O letchto kurko, Djinee tu kova ziro, I gotta right to sing the blues, Kei kas kan
miri pirni, Dui dui, Interview with Tcha Limberger.
cd2
Door Ritari Gaguenetti, Paulus Schäfer, Andy Aitkinson, Ducato Piotrowski en
Noah Schäfer:
My blue heaven, Djangology, Manoir de mes rêves, Limehouse blues.
Door Biel Ballester Trio:
My sweet, Midnight blue, Avanti, Centuries ago.
Door Kussi Weiss quintet:
Them there eyes, Close to you, All of me, Close you eyes, Interview Biel
Ballester.
cd3
Door Sylvia: Django’s birthday, introduction.
Door Lollo Meier, Ritary Gaguenetti, Kussi Weiss, Hugo Richter, Andy Crowdy:
Django’s tiger, Swing 48, Some of these days, Nuages.
Door Lollo Meier, Ritary Gaguenetti, Feigeli Prisor, Wattie Rosenberg en Sani
van Mullem:
Daphné, I love you.
Door Sylvia: Last night, introduction.
Door Stochelo Rosenberg, Lollo Meier, Ritary Gaguenetti, Wattie Rosenberg en
Sani van Mullem:
Belleville
Door Stochelo Rosenberg, Ritary Gaguenetti, Wattie Rosenberg, Sani van Mullem:
Relaxing at Camarillo, Coquette, Festival 48, Double jeu, Interview met Stochelo
Rosenberg
In plaats van mijn wat uitgebreidere verhaal bij de nummers laat ik dat nu wegens de ruimte gewoon weg. Het voldoet te vermelden, dat het drie enthousiaste live
cd’s zijn, waarop met elan gespeeld wordt. Het is geweldig te beluisteren hoe
de muzikanten elkaar zonder tevoren samengespeeld te hebben toch aanvoelen
en daarmee de sfeer in de QuecumBar door ons te laten proeven. Diegenen
onder u die erbij waren mogen zich gelukkig prijzen. Het was een geweldige
ervaring.
Rest mij van onze kant het team van Le Q records te bedanken voor hun inzet
en het daarmee mogelijk te maken voor ons om stukjes van hun festival te
mogen meebeleven.
Menno v.d. Reijden
Valse á Django; Yes I’m in love; Japanese Sandman; Evidencia; Made in France; Red roses for a blue lady; Nuages; Daphné; Fate; Fou rire; Minor Swing; Body & Soul
Een ‘hommage’ vanuit Corsica….
Kortgeleden rolde er post uit dit mooie Franse
eiland in mijn brievenbus. Men had mij een cd
gestuurd op verzoek van mijn Franse relatie
Francis Couvreux, zoals bekend een groot
Django-kenner die bij dit project betrokken blijkt
te zijn.
Met grote belangstelling heb ik de betreffende
opnamen gedraaid. Het blijkt een fijne
Corsicaanse formatie te zijn met een uitstekende
gitarist die met duidelijk passie musiceert. Het
gaat om het kwartet van Jean-Jacques Gristi, bestaande uit twee gitaren, bas
en drums.
De cd is een hommage aan de vroegere grote gitarist Etienne Bousquet,
bijgenaamd ‘Patotte’. Ik heb opnamen van hem in mijn verzameling die van
diens grootheid getuigen!
Zonder in details te gaan, valt mij vooral zijn heldere gitaar op, plus het feit dat
Gristi zowel in walsjes als fox-nummers evengoed thuis is. De solist wordt
begeleid door een soepele ritmegroep in de meer traditionele stijl.
In ‘Japanese Sandman’ heeft Gristi iets weg van Angelo Debarre met virtuose
loopjes, in ‘Evidencia’ (in Bossa ritme) speelt hij gevoelig zonder veel met noten
te strooien, terwijl de solist in ‘Made in France’ juist weer zijn bijzonder grote
techniek toont.
Hoewel het hier een echte Django-sound betreft, komt het geheel mij af en toe
over als iets te gepolijst; er zijn verder geen bassoli te horen, maar Gristi is
beslist een expert.
Zeer goede opname-kwaliteit (enige echo) en voor contacten wordt het volgende
vermeld: Tel. 06 33 76 20 21,
myspace.com/jeanjacquesgristi, nustrale.swing@wanadoo.fr
Georg Lankester
Een van mijn Italiaanse vrienden uit Milaan heeft dit voorjaar aldaar een boek
uitgebracht over de bezoeken van Django aan zijn land.
Het zal bekend zijn dat de gitarist enkele keren in Italië heeft opgetreden.
In 1949 gingen Django en Stéphane eerst twee weken naar Milaan om in een
club te spelen. Daarna reisden ze naar Rome waar ze voor een maand waren
geboekt. Ze hadden toen drie Italiaanse begeleiders, waarvan we weten dat
deze Django niet bevielen. Het jaar daarop ging Django met saxofonist/clarinettist
André Ekyan en drie Franse begeleiders opnieuw naar Rome om, net als in ‘49,
er een maand lang op te treden. Van deze formaties zijn door RCA (F) en HMV(F)
een reeks plaatopnamen uitgegeven. In dit nieuwe boek schrijft de auteur kort
iets over de bezoeken en optredens, maar heeft hij ook elf nummers als
bladmuziek afgedrukt, met als illustratie diverse foto’s.
Het boek bevat tevens een cd met Django-opnamen van de betreffende titels.
Auteur: Fabio Lossani
Uitgever: Carisch, Milaan – inlichtingen: www.carisch.com
Georg Lankester
Redactie:
Esther Foppen
redactiequintette@gmail.com
Vormgeving: Esther Foppen
Aan dit nummer werkten verder mee:
Teksten: Georg Lankester, John Desmares, Lauran van Oers,
Wiebrand Bouwkamp, Jean Zijta, Rob Huijsmans, Menno v.d. Reijden.
Foto’s: Georg Lankester, Lauran van Oers, Jean Zijta,
Wiebrand Bouwkamp, Menno v.d. Reijden.
De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te wijzigen of niet te plaatsen.
Bij ingezonden stukken berust de verantwoordelijkheid bij de auteur.
ISSN: 138-3052
Wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten, concerten en sessies? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief.
Vind jij het ook belangrijk dat de gypsy jazz in Nederland bekend gemaakt en gehouden wordt? Steun ons dan in ons doel en word donateur!
Meer informatie
Ophemertsestraat 11
4061 RA Ophemert
Nederland
E: contact@hcdf.nl
T: 06 - 4262 7976
IBAN:NL83 INGB 0005311022
BIC/Swift: INGBNL2A